Les 9 Diabetes Mellitus.

Hallooo, afgelopen maandag hebben we een les AFP gehad over Diabetes Mellitus. Het is vandaag woensdag en ik zou het bloggen maar eens oppakken. Een goede test of ik er iets van heb onthouden dus…

Leerdoel 1 ging over de pancreas, de alvleesklier. De pancreas is een spijsverteringsorgaan net onder de maag. Een deel van de pancreas bestaat uit exocriene cellen en het andere deel uit endocriene cellen. Cellen van de endocriene pancreas liggen in groepen die de eilandjes van Langerhans worden genoemd. Ze vormen slechts 1% van alle pancreas cellen. Door de cellen van de eilandjes van Langerhans wordt zowel het hormoon insuline als glucogon afgegeven.

Insuline: verlaagd de bloedsuikerspiegel, door insuline wordt glucose opgenomen. Glucagon: verhoogd de bloedsuikerspiegel, glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en in de lever en dient als secundaire opslagplaats. Wanneer het nodig is wordt glycogeen omgezet in glucose. Cortisol: verhoogd de bloedsuikerspiegel, wordt gemaakt in het bijnierschors en kan zorgen voor insuline resistentie.

Waar we het ook over hebben gehad waren de type 1, 2, en 3 reacties. Nou ik wist die niet meer dus hieronder ze nog eens opgesomd. Type 1: hypothalamus-hypofyse as -> lager endocrien orgaan -> doelorgaan. Type 2: hypothalamus-hypofyse as -> direct naar doelorgaan. Type 3: endocrien orgaan -> doelorgaan. (bijschildklieren, nieren, pancreas)

Dan inhoudelijk een stukje over dm. Je hebt verschillende soorten. Zo heb je type 1 en type 2. Bij type 1 wordt er helemaal of heel weinig insuline aangemaakt. Dit komt door een auto-immuunreactie en ontstaat vaak op jongeren leeftijd. Bij type 2 is er een resistentie voor insuline gevormd. Dit komt vaak door risicofactoren zoals bv. overgewicht. Je ziet dit vaker op ouderen leeftijd.

De symptomen. Als je diabeet bent en je raakt ontregelt kan je een hyper of een hypoglycemie krijgen. Dit levert beide verschillende klachten op.

Hyperglycemie: dorst en droge mond, veel plassen, jeuk, wazig zien, vermoeidheid, zwaar ademen, ruikende adem (aceton), braken. Hypoglycemie: zweten, nerveusheid, beven, extreme honger, misselijk, duizelig, hoofdpijn, verstoort zicht en snelle hartslag.

De diagnose is te stellen dmv bloedonderzoek. Je prikt een nuchtere glucose (dus acht uur niet eten of drinken) en als deze 2x boven de 7mmol/l is of 1x boven de 11mmol/l kan je spreken van dm. Vaak wordt er hierna nog een hba1c geprikt, hierin krijg je een beeld van de afgelopen 2 a 3 maanden. Je meet de hoeveelheid glucose dat aan de erytrocyten is gehecht. Je zou trouwens ook glucose op een urinestick tegen kunnen komen en kunnen zien of dit in de urine zit.

De behandeling is afhankelijk van het type diabeet. Bij type 1 is insuline spuiten altijd noodzakelijk. Bij type 2 wordt er het liefst geen medicatie gebruikt, als eerst is het altijd leefstijl, hierna metformine tabletten en mocht dit niet werken insuline.

Dan zijn er nog een aantal complicaties. De diabetische voet, neuropathie, retinopathie en een ketoacidose. Door een constante verhoogde suiker in het bloed beschadigen bloedvaten, waaronder de kleine haarvaten. Doordat dit vaak sluipend en geleidelijk aan gebeurd worden de klachten vaak laat opgemerkt. Zo ontstaat retinopathie (beschadiging netvlies) en een diabetes voet. Bij een ketoacidose was het wel wat ingewikkelder. Door een tekort aan insuline wordt glucose niet opgenomen in de weefsels. Ook wordt glucose niet omgezet in glycogeen en opgeslagen in de lever of spieren. In plaats van glucose gaat het lichaam vetten (ketonen) en eiwitten uit de spieren verbranden. Dit leidt tot verzuring en ketonen stapelen zich op in de bloedbaan. Langzaam krijg je een acidose en er ontstaan klachten. Je spreekt dan ook wel van een hyperglycemie omdat er te veel suiker in de bloedbaan aanwezig is.

Nou, hoop dat jullie iets aan dit lange verhaal hebben gehad en dat we nu niet al moe zijn voordat de AFP les echt begint haha!

Gr Anna.

Les 2 ademhalingsfysiologie

Hee, zijn we weer lesje nummer 2. Zoals de titel al zegt zijn we in gegaan op de fysiologie van de ademhaling. Dus het begrijpen van de ademhaling. Ten opzichte van de logische les 1 over de anatomie van de longen was dit toch wat lastiger. Dus de les nogmaals herhalen door middel van een blog, lijkt in eens toch niet zo’n ‘bullshit’.

We gaan het eerst hebben over de in en uitademing. Of te wel de in en expiratie. De inspiratie is een actief proces, dit houdt in dat het inspanning voor het lichaam kost. De spieren die voor de inspiratie zorgen zijn de tussen-rib-spieren en het middenrif (diafragma). De tussen-rib-spieren trekken de borstkas omhoog en het middenrif plat zich af bij het inademen. De lucht van de buiten omgeving verplaatst zich naar de longen omdat de druk in de longen lager is dan in de buiten omgeving. Bij de expiratie is dit natuurlijk andersom. Het diafragma bolt zich weer op, de borstholte zakt weer door de tussen-rib-spieren en de druk in de longen is hetzelfde als de buitenomgeving. De expiratie is een passief proces, dus een ‘rust’ proces. Wist je trouwens dat de expiratie langer duurt dan de inspiratie? Voor mij was dit nieuw.

Naast het diafragma en de tussen-rib-spieren beïnvloeden ook de hals-spieren de ademhaling. Bij een laag po2 gehalte worden deze aangestuurd, dit zie je vaak bij ziektebeelden zoals COPD. En ik voel je denken, wat is een laag po2 gehalte. Nou, de druk zuurstof in het bloed. Ff een handig lijstje: – pco2 -> hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed. – po2 -> druk zuurstof in het bloed. – ph -> zuurgraad.

Gasuitwisseling. We gaan het nu hebben over de externe en interne respiratie. De externe respiratie wijst op de volgende processen: longventilatie (verversen van de lucht), gasuitwisseling en transport. De externe respiratie vindt plaats in de alveolus over het respiratorisch membraam naar de capilaire. De partiële druk speelt hierbij een grote rol. De formule luidt: concentratie van het gas/de oplossingsfactor (eigenlijk de oplossingscoëfficient, maar dat is een te moeilijk woord). Elk gas heeft zijn eigen partiële druk en wordt uitgedrukt in mmhg. Wat belangrijk is om te onthouden is dat een hoge partiële druk zich verplaatst naar een lagere druk.

Dat moeilijke woord oplossingscoëfficiënt moet ik toch nogmaals schrijven. Want een belangrijk verschil is die tussen o2 en co2. Namelijk die van o2 is 0,024 en die van co2 0,57. Groot verschil toch. dat betekend dat co2 zich makkelijker voortbeweegt dan o2.

Ohja en dan komt diffusie weer, het gelijk verspreiden van deeltjes over een ruimte. De snelheid van diffusie hangt af van een bepaalde formule: de wet van graham. Ik heb een poging gedaan hoe ik deze kan typen, maar geloof me niet te doen. Dus zoek het maar op. Maar waar de snelheid van diffusie vanaf hangt is: de partiële druk, oplosbaarheid gas, oppervlakte vloeistof, afstand waar het gas moet verspreiden, gewicht van gas + temp van de vloeistof.

Nu heb ik de tekening uit de les nagemaakt, voor mij wordt het dan erg duidelijk. Dus hieronder nogmaals de tekening.

Les 1 functies en opbouw ademhalingsstelsel

Hee allemaal, zoals afgesproken gaan we lekker bloggen en vloggen. Aangezien het vloggen niet helemaal mijn ding is en om ongemakkelijkheid te voorkomen, heb ik gekozen om een blog bij te houden.

Onze eerste 6 lessen van aankomende periode gaan over het ademhalingsstelsel. Vandaag hebben we met name de anatomie besproken. Wat een handige oefening tijdens de les was, was het benoemen van de onderdelen van het ademhalingsstelsel waar de lucht langs passeert. Zo kan je voor jezelf nagaan of je het beheerst + als je het af en toe herhaalt blijft het beter hangen… dus laat ik dat nog even doen, komt die: neus, farynx, larynx, epiglottis, stembanden, trachea, carina, bronchiën, bronchiolen, dulctuli alveolaris, alveoli, respiratorisch membraam. Om de medische terminologie beter op te slaan heb ik ook nog een lijstje in het normaal Nederlands: neus, bovenste keelholte, onderste deel keel/begin strottenhoofd, strottenklepje, stembanden, luchtpijp, tussenschot/opsplitsing naar de longen, bronchiën, bronchiolen, dulctuli alveolaris, longblaasjes, en dan het vlies om de longblaasjes die zorgt voor gasuitwisseling tussen de capilaire (haarvaten) en de longblaasjes. En dat heet dan difussie.

Wat ook benoemd werd in de les was dat de luchtwegen bekleed zijn met trilharen. Of te wel trilhaar epitheel. Ze zorgen voor verplaatsing van slijm, stofdeeltjes en andere micro-organisme.

Het was een erg interactieve les. We kregen plaatjes te zien en om en om mochten we vertellen wat je dacht te zien op het plaatje. Er kwamen plaatjes voorbij zoals: amandelen/adenoïd, stembanden waar je dan ook het strottenklepje (epiglottis) zag, en de bijholtes/sinussen.

Wat me ook bijstaat is de ligging van de luchtpijp en slokdarm. De slokdarm ligt namelijk achter de luchtpijp. De luchtpijp heeft ook spieren die worden aangestuurd door ons autonome zenuwstelsel, we hebben hier dus geen grip op.


Nog eeeen ding wat ook behandeld is: namelijk je longvlies, of te wel het pleura-vlies. Je hebt een viscerale pleura (binnenkant) en een pariëtale pleura (buitenkant). Hiertussen bevindt zich de pleuraholte. Deze is leeg op een beetje pleuravocht na. De vliezen zitten vacuüm op elkaar met een bepaalde druk. Mocht dit vlies stuk gaan ontstaat er een klaplong.


Verder was het een duidelijke les, nog een kleine herhaling: links heb je 2 kwabben en rechts 3, en een longontsteking komt eerder rechts voor dan links ivm de anatomische ligging en splitsing vanuit de trachea. Op een of andere manier vindt ik dit echt ktf vragen, dus onthouden!
Nou, dit was hem dan blog 1… wel een werk to be honest. Maar ik heb wel het idee dat ik het nu beter onthoud. Tot misschien een volgende!